Filter uitspraken
Sorteren
De CAVP heeft een klacht beoordeeld over communicatie rond een vaccin tegen blauwtongvirus. Eén partij stelde dat de ander misleidende uitingen deed over de effectiviteit van hun vaccin, nog vóór het verkrijgen van een handelsvergunning. De commissie oordeelde dat sommige uitingen richting veehouders en in nieuwsbrieven inderdaad een misleidende vergelijking bevatten, terwijl andere communicatie als objectief werd beschouwd. De klacht werd deels gegrond verklaard. De betreffende partij moet de misleidende uitingen staken en proceskosten betalen.
In zaak 2022-02 betrof het geschil een reeks van reclame-uitingen voor een anti-parasitair diergeneesmiddel. Van de 11 punten die de klager aanvoerde, achtte de CAVP 1 punt gegrond, namelijk dat de claim dat de lagere toedieningsfrequentie van het diergeneesmiddel leidt tot gebruiksgemak en een hogere therapietrouw niet blijkt uit de aangevoerde studies.
In zaak 2022-01 oordeelde de CAVP dat een promotionele uiting over een generiek diergeneesmiddel vergelijkende reclame is en misleidend is, door het gebruik van de woorden “nieuw” (de generieke behandeling was niet nieuw) en de woorden “op verantwoorde wijze” in combinatie met de claim dat door de coating van het diergeneesmiddel de dierenarts niet in direct contact komt met de werkzame stof; uit de waarschuwingen en veiligheidsvoorschriften in de SPC blijkt niet dat door de coating het toepassen van het diergeneesmiddel veiliger of meer verantwoord is voor de dierenarts.
Deze zaak betrof een geschil tussen twee farmaceutische bedrijven over uitingen van vaccins voor honden en katten. Bij een vaccinatiepakket dat werd verspreid onder dierenartsen zaten adviesvaccinatieschema’s die volgens de klager reclame-uitingen waren en strijdig met de SPC’s van de vaccins. De CAVP is tot het oordeel gekomen dat geen sprake was van louter informatief neutraal vormgegeven informatie die uitsluitend in antwoord op een rechtstreeks verzoek van een dierenarts wordt verstrekt en heeft bevestigd dat de SPC leidend is bij de beoordeling van aanprijzingen. De klacht van de klager is grotendeels gegrond verklaard. De uitingen die in strijd waren met de artikelen 3.1, 3.2, 5.1 en 5.2 van de Code moesten met onmiddellijke ingang worden gestaakt. De rectificatie die door de klager werd gevorderd werd niet door de Commissie gehonoreerd.
Deze zaak betrof een geschil tussen twee farmaceutische bedrijven over mogelijke aanprijzing van antibiotica in een artikel in een tijdschrift, gericht aan personen die beroepsmatig dieren houden. De CAVP oordeelde dat in het artikel sprake was van een aanprijzing en daarmee in strijd kwam met artikel 4.3 van de Code, op grond van welk artikel aanprijzing van antibiotica gericht tot personen die beroepsmatig dieren houden, verboden is. Daarmee heeft de CAVP de klager in het gelijk gesteld. Daarnaast oordeelde de CAVP dat het artikel misleidend is omdat het een bepaalde behandeling suggereert die in strijd is met het formularium Melkvee van de Werkgroep Veterinair Antibioticumbeleid (WVAB) van de KNMvD. Ook in dat opzicht was de klacht van de klager gegrond. De CAVP heeft het bedrijf bevolen het artikel in welke vorm dan ook niet meer te verspreiden. Daarnaast moest, mede gelet op het door beide partijen onderschreven grote maatschappelijke belang van een doelmatig gebruik van antibiotica, het bedrijf een rectificatie plaatsen.
De CAVP heeft in 2015 uitspraak gedaan in een procedure tussen 2 veterinair-farmaceutische bedrijven. Het betrof de vraag of bepaalde uitingen van een drietal diergeneesmiddelen op internet en YouTube kunnen worden aangemerkt als publieksreclame voor een recept-diergeneesmiddel, dat op grond van de Code is verboden. De CAVP oordeelt dat in de meeste gevallen hiervan sprake is. De totale uiting (tekst, grootte, kleurgebruik, gebruik van beelden, e.d.) speelt een rol of het als aanprijzend kan worden gezien en ook de vermelding van een naam van de adverteerder of de merknaam kan aanprijzend zijn. Het bedrijf dient de uiting met onmiddellijke ingang te staken.
De CAVP heeft in 2014 uitspraak gedaan in een procedure tussen 2 veterinair-farmaceutische bedrijven. Het betrof de vraag of bepaalde materialen voor de wachtkamer van de dierenartspraktijk moesten worden aangemerkt als publieksreclame voor een recept-diergeneesmiddel, dat op grond van de Code is verboden. De CAVP oordeelt dat hiervan sprake is, ook al werd in de materialen geen merknaam van het diergeneesmiddel genoemd. De materialen zijn echter vormgegeven in dezelfde stijl als van de display en verpakking van het betrokken diergeneesmiddel, met weergave van de gepatenteerde applicator. Verder bevatten de materialen wervende teksten die verder gaan dan noodzakelijk voor een awareness voorlichtingscampagne. Het bedrijf dient de campagne verder te staken en de dierenartsen erop te wijzen dat zij de materialen uit de wachtkamer dienen te halen.