Filter uitspraken

Sorteren

  • In deze zaak werd een publiekscampagne beoordeeld waarin katteneigenaren werd gewezen op een “nieuwe behandeloptie” voor pijnbestrijding. Ook al bevatte de campagne geen namen van diergeneesmiddelen, oordeelde de CAVP dat sprake is van een indirecte verwijzing naar het nieuwe diergeneesmiddel dat door het betrokken bedrijf op de markt was gebracht. Nu dit een voorschriftplichtig diergeneesmiddel betreft, is sprake van een overtreding van het verbod om daarvoor publieksreclame te maken. Het bedrijf werd bevolen de uitingen te staken.

  • In zaak 2022-02 betrof het geschil een reeks van reclame-uitingen voor een anti-parasitair diergeneesmiddel. Van de 11 punten die de klager aanvoerde, achtte de CAVP 1 punt gegrond, namelijk dat de claim dat de lagere toedieningsfrequentie van het diergeneesmiddel leidt tot gebruiksgemak en een hogere therapietrouw niet blijkt uit de aangevoerde studies.

  • In zaak 2022-01 oordeelde de CAVP dat een promotionele uiting over een generiek diergeneesmiddel vergelijkende reclame is en misleidend is, door het gebruik van de woorden “nieuw” (de generieke behandeling was niet nieuw) en de woorden “op verantwoorde wijze” in combinatie met de claim dat door de coating van het diergeneesmiddel de dierenarts niet in direct contact komt met de werkzame stof; uit de waarschuwingen en veiligheidsvoorschriften in de SPC blijkt niet dat door de coating het toepassen van het diergeneesmiddel veiliger of meer verantwoord is voor de dierenarts.

  • Zaak 2017-03 betrof een geschil tussen twee farmaceutische bedrijven over promotionele uitingen die waren gericht op professionele pensionhouders. De Commissie oordeelde dat de aanprijzingen niet in alle gevallen conform de SPC zijn en bovendien misleidend en heeft daarmee de klager in het gelijk gesteld. De professionele pensionhouders worden niet tot het publiek gerekend, maar gekwalificeerd als professionele dierhouder (in de zin van artikel 4.2 van de Code). Van een schending van het verbod op publieksreclame voor recept-geneesmiddelen is derhalve geen sprake.

  • De CAVP heeft in 2015 uitspraak gedaan in een procedure tussen 2 veterinair-farmaceutische bedrijven. Het betrof de vraag of bepaalde uitingen van een drietal diergeneesmiddelen op internet en YouTube kunnen worden aangemerkt als publieksreclame voor een recept-diergeneesmiddel, dat op grond van de Code is verboden. De CAVP oordeelt dat in de meeste gevallen hiervan sprake is. De totale uiting (tekst, grootte, kleurgebruik, gebruik van beelden, e.d.) speelt een rol of het als aanprijzend kan worden gezien en ook de vermelding van een naam van de adverteerder of de merknaam kan aanprijzend zijn. Het bedrijf dient de uiting met onmiddellijke ingang te staken.

  • De CAVP heeft in 2014 uitspraak gedaan in een procedure tussen 2 veterinair-farmaceutische bedrijven. Het betrof de vraag of bepaalde materialen voor de wachtkamer van de dierenartspraktijk moesten worden aangemerkt als publieksreclame voor een recept-diergeneesmiddel, dat op grond van de Code is verboden. De CAVP oordeelt dat hiervan sprake is, ook al werd in de materialen geen merknaam van het diergeneesmiddel genoemd. De materialen zijn echter vormgegeven in dezelfde stijl als van de display en verpakking van het betrokken diergeneesmiddel, met weergave van de gepatenteerde applicator. Verder bevatten de materialen wervende teksten die verder gaan dan noodzakelijk voor een awareness voorlichtingscampagne. Het bedrijf dient de campagne verder te staken en de dierenartsen erop te wijzen dat zij de materialen uit de wachtkamer dienen te halen.

  • In zaak 2013-1 betrof de klacht het gebruik van een stopteken in een advertentie, de uiting dat het vaccin complete immuniteit biedt en de uiting dat het vaccin een optimale bescherming biedt. De Commissie acht het gebruik van het stopteken en de uiting van optimale bescherming toelaatbaar, maar oordeelt dat de claim van complete immuniteit duidt op 100% bescherming, die het betrokken vaccin niet beidt. Deze laatste claim is derhalve misleidend. Als maatregel acht de Commissie voldoende dat de claim in de toekomst niet meer wordt gebruikt. Het terughalen van de brochure of het plaatsen van een rectificatie worden als te verstrekkend geoordeeld.

  • In zaak 2013-2 maakte een veterinair-farmaceutisch bedrijf bezwaar tegen de claim in de brochure dat een volvirus antigenen een betere immunogeniteit bieden dan antigenen die slechts bestaan uit delen van een virus. De Commissie acht deze klacht gegrond. Een bevel tot het sturen van een rectificatiebrief acht de Commissie een te verstrekkende maatregel, gezien de houdbaarheid van de brochure.

  • Bij de CAVP werd in januari 2006 een klacht ingediend door een firma die een product voert dat wordt voorgeschreven ter behandeling van symptomatische mitralisklep insufficiëntie bij de hond. De klacht richtte zich tegen een door een leverancier van een concurrerend product aan gezelschapdierenartsen toegestuurde mailing. De klagende partij eist stopzetting van de mailing, vernietiging van het materiaal en een schriftelijke rectificatie met excuses. In verweer stelt de aangeklaagde partij o.a. dat men aan een inmiddels uitgegane mailing (over een ander onderwerp) een aparte paragraaf heeft toegevoegd waarin wordt gewaarschuwd dat de eerdere mailing niet bedoeld was om het eigen product voor a-symptomatische toediening aan te bevelen. De klagende partij verwerpt het verweer en acht met name de waarschuwende paragraaf in de nieuwe mailing een onvoldoende rectificatie.

    De CAVP acht de (verscholen) rectificatie in een latere mailing onvoldoende om het eerdere misleidende effect ongedaan te maken. De CAVP veroordeelt de aangeklaagde partij er toe om de gewraakte mailing te beëindigen; om een (gespecificeerde) rectificatie te sturen aan de gezelschapdierenartsen; om de zelfde rectificatie daar te publiceren waar advertenties of mededelingen zijn geplaatst met de zelfde strekking als die van de gewraakte mailing en om de kosten van de procedure te betalen.

    Deze zaak kreeg een vervolg in de maanden april t/m juni doordat de aangeklaagde partij, naar het oordeel van de CAVP niet voldeed aan de uitgesproken veroordeling. In een brief van 7 april 2006 heeft de CAVP dit niet nakomen aan het bestuur van de FIDIN voorgelegd. Dit heeft in juni uiteindelijk geresulteerd in een duidelijke rectificatie die voor beide partijen acceptabel was.

  • Bij de CAVP werd in maart 2006 een klacht aanhangig gemaakt tegen een bedrijf dat weigerde de gegevens beschikbaar te stellen terzake van twee veldstudie waarnaar in reclame-uitingen was verwezen. De klagende partij beriep zich op de Code, die in artikel 5.2 bepaalt dat wetenschappelijke werken, waarnaar in een aanprijzing wordt verwezen, controleerbaar en dus openbaar moeten zijn. De aangeklaagde partij beargumenteerde de weigering van openbaarmaking met de stelling dat geen bronvermelding nodig is voor producteigenschappen die zijn vastgelegd in de registratiebeschikking en dat derhalve de bron niet openbaar hoeft te worden gemaakt, ook als daarnaar in aanprijzingen wordt verwezen. De CAVP stelt vast dat resultaten van vergelijkende studies nooit in de registratiebeschikking terecht komen, ook al kunnen ze deel uitmaken van het niet toegankelijke deel van het registratiedossier. Of dat zo is, is voor derden niet kenbaar. Daarom moeten citaten uit dit dossier worden beschouwd als gewonen bronvermeldingen, die openbaar en beschikbaar dienen te zijn. De CAVP oordeelt dat de vragende partij alsnog de beschikking moet krijgen over de veldstudies waarnaar in de aanprijzingen is verwezen, tenzij deze bronnen naar het eerlijke oordeel van de geklaagde partij behoren tot haar vertrouwelijke domein. In dat geval moet de aangeklaagde partij afzien van de aanprijzing van producteigenschappen die resulteren uit vergelijkende doch niet toegankelijke studies. Voorts wordt de aangeklaagde partij veroordeeld tot het betalen van de kosten van de procedure.

  • Het betrof hier een geschil tussen twee FIDIN-leden en had betrekking op de preventieve behandeling van vaarzenmastitis.

    • De aangeklaagde partij voerde een antibioticum dat werd aangeprezen ter preventie van vaarzenmastitis bij toediening rond het afkalven middels inspuiting in de nek.
    • De klagende partij stelde dat deze aanprijzing niet overeenkomt met de registratiebeschikking. Hierin is het product geïndiceerd voor behandeling van acute en subklinische mastitis gedurende de lactatie. Volgens de klager betekent dit: ‘behandeling na het afkalven’
    • De aangeklaagde partij voerde daartegenover aan dat lactatie tevens de melkvorming aanduidt die opgang komt voorafgaand aan het kalven.

     

    CAVP was van oordeel dat de tijdsbepaling ‘gedurende de lactatie’ in het spraakgebruik uitsluitend kan worden verstaan als ‘gedurende de periode van melkgift na het afkalven’. Deze interpretatie komt tevens overeen met de definitie van lactation in Black’s Veterinary Dictionary. Om die reden en door de promotie te richten op een preventieve werking, die nergens uit blijkt, handelde de aangeklaagde partij volgens de CAVP in strijd met de Code voor aanprijzing van veterinaire producten.

    De CAVP veroordeelde de aangeklaagde partij tot het onmiddellijk staken van de promotiecampagne en tot het uitgeven en verspreiden van een rectificatie onder de veehouders en dierenartsen.